Mensen zijn nogal sensorisch ingesteld. Ze willen graag
dingen kunnen ervaren: zien, horen voelen of ruiken. Als dat niet lukt wordt
het lastig. Hoe kan er iets zijn zonder dat je het kunt waarnemen? En áls we
dan iets kunnen waarnemen, duurt het nog jaren voordat de bevinding algemeen
geaccepteerd is. Al in 1677 had Antonie van Leeuwenhoek bacteriën gezien en
beschreven. Pas 200 jaar later werd, onder meer door het werk van Louis Pasteur,
geaccepteerd dat deze bacteriën een rol kunnen spelen bij het ontstaan van
ziekte.
We zijn sindsdien niet veel verstandiger geworden. Nog
steeds menen velen dat bijvoorbeeld de problemen die mensen ervaren nadat zij
in een auto van achteren zijn aangereden vooral van psychische aard zijn. Er
wordt met beeldvormende technieken als röntgen, CT of MRI immers weinig of
niets gevonden … En ja, ik vind het ook moeilijk in iets geloven wat ik niet
kan waarnemen.
Maar in de wetenschappelijke wereld zijn er, net als bij de
bacteriën, veel signalen dat we ook anders kunnen kijken en dat we dan wél
dingen zien. We moeten dan niet kijken naar de vorm van de weefsels, maar meer
naar hoe ze zich gedragen. Op een foto van een persoon in een leunstoel is niet
zichtbaar dat die persoon een verlamming heeft. Pas als we een film maken van
zijn poging om op te staan wordt zichtbaar dat er iets niet goed gaat. Zo is
ook op een MRI van een lichaamsdeel niet te zien hoe spieren zich gedragen. Pas
als we met electromyografie of echo naar de activatiepatronen van spieren gaan
kijken ontdekken we dat die tussen mensen met en zonder klachten verschillend
kunnen zijn. Daarmee is nog niet geheel verklaard of en hoe dit tot klachten
leidt, maar het toont wel aan dat we anders kunnen en moeten kijken.
In het verlengde hiervan heb ik er ook erg veel moeite met
de term ‘onverklaarde klachten’ en de behandelingen die hiervoor worden
toegepast. In de zuivere vorm moet de patiënt worden duidelijk gemaakt dat we
(de medische wetenschap) eenvoudigweg niet weten wat er aan de hand is. Het
enige dat we kunnen bieden is een psychische begeleiding om de persoon in
kwestie te helpen met deze teleurstelling om te gaan en ondanks alles het leven
zo goed en kwaad als mogelijk invulling te geven. In de dagelijkse praktijk
komt het er echter niet zelden op neer dat psychologische factoren worden
gezien als grootste oorzakelijke of in stand houdende factor. De patiënt heeft
dan geen ongelijk als hem het gevoel bekruipt dan men van mening is dat het
‘tussen de oren’ zit.
Het lastige hiervan is dat bij álle aandoeningen psychologische
factoren altijd óók een rol spelen. En bij problemen met een onduidelijke
oorzaak spelen ze altijd een grote rol: gedragsonderzoek bij duiven heeft
aangetoond dat dé manier om duiven gestrest te maken, is ze in het onzekere te
laten. En van onzekerheid is bij aandoeningen met onbekende oorzaak en gevolgen
absoluut sprake.
De medische wetenschap en patiënten zouden er bij gebaat
zijn als we onder ogen durven zien dat we veel van wat er in het lichaam fout
kan gaan (nog) niet kunnen zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten