maandag 8 oktober 2012

Wat ik niet zie dat is er niet, anders kijken naar onbegrepen klachten


Mensen zijn nogal sensorisch ingesteld. Ze willen graag dingen kunnen ervaren: zien, horen voelen of ruiken. Als dat niet lukt wordt het lastig. Hoe kan er iets zijn zonder dat je het kunt waarnemen? En áls we dan iets kunnen waarnemen, duurt het nog jaren voordat de bevinding algemeen geaccepteerd is. Al in 1677 had Antonie van Leeuwenhoek bacteriën gezien en beschreven. Pas 200 jaar later werd, onder meer door het werk van Louis Pasteur, geaccepteerd dat deze bacteriën een rol kunnen spelen bij het ontstaan van ziekte.
We zijn sindsdien niet veel verstandiger geworden. Nog steeds menen velen dat bijvoorbeeld de problemen die mensen ervaren nadat zij in een auto van achteren zijn aangereden vooral van psychische aard zijn. Er wordt met beeldvormende technieken als röntgen, CT of MRI immers weinig of niets gevonden … En ja, ik vind het ook moeilijk in iets geloven wat ik niet kan waarnemen.

Maar in de wetenschappelijke wereld zijn er, net als bij de bacteriën, veel signalen dat we ook anders kunnen kijken en dat we dan wél dingen zien. We moeten dan niet kijken naar de vorm van de weefsels, maar meer naar hoe ze zich gedragen. Op een foto van een persoon in een leunstoel is niet zichtbaar dat die persoon een verlamming heeft. Pas als we een film maken van zijn poging om op te staan wordt zichtbaar dat er iets niet goed gaat. Zo is ook op een MRI van een lichaamsdeel niet te zien hoe spieren zich gedragen. Pas als we met electromyografie of echo naar de activatiepatronen van spieren gaan kijken ontdekken we dat die tussen mensen met en zonder klachten verschillend kunnen zijn. Daarmee is nog niet geheel verklaard of en hoe dit tot klachten leidt, maar het toont wel aan dat we anders kunnen en moeten kijken.

In het verlengde hiervan heb ik er ook erg veel moeite met de term ‘onverklaarde klachten’ en de behandelingen die hiervoor worden toegepast. In de zuivere vorm moet de patiënt worden duidelijk gemaakt dat we (de medische wetenschap) eenvoudigweg niet weten wat er aan de hand is. Het enige dat we kunnen bieden is een psychische begeleiding om de persoon in kwestie te helpen met deze teleurstelling om te gaan en ondanks alles het leven zo goed en kwaad als mogelijk invulling te geven. In de dagelijkse praktijk komt het er echter niet zelden op neer dat psychologische factoren worden gezien als grootste oorzakelijke of in stand houdende factor. De patiënt heeft dan geen ongelijk als hem het gevoel bekruipt dan men van mening is dat het ‘tussen de oren’ zit.
Het lastige hiervan is dat bij álle aandoeningen psychologische factoren altijd óók een rol spelen. En bij problemen met een onduidelijke oorzaak spelen ze altijd een grote rol: gedragsonderzoek bij duiven heeft aangetoond dat dé manier om duiven gestrest te maken, is ze in het onzekere te laten. En van onzekerheid is bij aandoeningen met onbekende oorzaak en gevolgen absoluut sprake.
De medische wetenschap en patiënten zouden er bij gebaat zijn als we onder ogen durven zien dat we veel van wat er in het lichaam fout kan gaan (nog) niet kunnen zien. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten